Spiraal- en balkspiraalstelsels

Een spiraalstelsel heeft twee of meer platte spiraalarmen die symmetrisch rond een opgezwollen kernzone liggen. Als we een spiraalstelsel op zijn zijde bekijken dan zien we een bolvormige kernzone die redelijk plots overgaat in een bijna platte schijf, waarin de spiraalarmen liggen. Rondom de meeste spiraalstelsels is een halo aanwezig met bolhopen, uitgestoten solitaire sterren en gas- en stofwolken.

Hubble onderscheidde twee groepen, de normale spiralen (S), waarvan de armen vanaf de bolvormige kernzone van het stelsel beginnen, en de balkspiralen (SB). Bij dit tweede type onstaan de armen op het einde van een heldere balk. De armen liggen dan symmetrisch rond de balk. Balkstructuren kunnen onder andere gevormd worden als een kleiner sterrenstelsel langsheen een groter spiraalstelsel scheert. Men kent echter nog niet alle factoren die leiden tot de vorming van een balk in het centrum. Ongeveer één derde van alle spiralen is gebalkt, al is er een vermoeden dat veel normale spiraalstelsels lichtjes gebalkt zouden zijn.

Een spiraalsterrenstelsel is rijk aan gas. Toch komt dit gas niet homogeen verspreid voor, maar is het geconcentreerd in de schijf. Deze gasrijke zones zijn de kraamklinieken van het stelsel. Anders dan bij ellipsen, hebben spiraalstelsels sterren van alle leeftijden. Binnen de normale spiralen en de balkspiralen worden de sterrenstelsels gerangschikt op basis van drie criteria in drie subklasses:

  • de relatieve grootte van de kernzone;
  • de mate waarin de armen rond de kernzone zijn gewonden;
  • de verdeling van de materie in de spiraalarmen

De eerste subklasse is die van de Sa- en SBa-sterrenstelsels. Deze stelsels hebben een zeer grote kernzone en zeer sterk opgewonden spiraalarmen. Bij dit type zijn het gas en de sterren in de spiraalarmen voornamelijk harmonieus verspreid. De Sb- en SBb-sterrenstelsels hebben een eerder kleine kernzone en de armen zijn losser rond de kernzone gewonden. Aan de buitenkant van de armen komen enkele verdichtingen voor. De Sc- en SBc-sterrenstelsels hebben een onopvallende kernzone en zeer los opgewonden, vlekkige spiraalarmen.

Links naar rechts: M104 - Sa, M81 - Sb, M74 - Sc

Links naar rechts: NGC 4314 - SBa, M91 - SBb, M109 - SBc